Archieven

19 Voor schepenen van Veghel verschenen Hendrik Jan Tunis van Eert en Hendrik van den Mee, "luijden van eere", "inwoonderen alhier ende nageburen van Ruth Daniels, bewoonder ende gebruijcker van seecker hoeve ende landerijen, genaamt Cruijsbroeren hoeve, competeerende ’t gemeene lant, onder d’ administratie van den rentmeester Teijnagel." Ze verklaren "dat zij ten versoecke van hem Ruth Daniels sijne rogge, grane te velde staande naukeurig hebben gevisiteert, geëxamineert en gewerdeert. Dat de voors(creven) rogge, grane door den vorst des snagts tusschen den seventhienden ende achttienden maij jongstleden gevallen soodanig is bedorven dat geen vier vaten door malcanderen genomen van ider loop(ens) sal gewonnen hebben. Daar nogtans jaarlijxk ordinair gewas zijnde ontr(ent) sesthien Bossche vaten ider loop(ens) is rendeerende. Ende verclaart hij Ruth Daniels alhier present dat voorledene saijsoene met rogge besaijt te hebben derthien loopense, soo dat den voorn(oemde) Ruth Daniels door dit ongewoonelijk toeval schade heeft geleden hondert sesenvijftig vaaten rogge, boven en behalve het bederff vant vlas en groesbeemden, uittgen(omen) het stroij van den bedorven rogge welcke niets waardig is, als tot strousel onder de beesten te werden gebruijckt."