Archieven

683 Wij Peter Schuermans en Goijaert Willems van de Merendonck, schepenen verklaren dat voor ons is verschenen Corstiaen, Hilleken en zijn minderjarige zuster Margriet, kinderen van wijlen Jan Aerts van den Gasthuijs verwekt bij wijlen Marijken dochter wijlen Christiaens Gerits van de Ven, voor henzelf handelend en ook voor Anna, Elisabeth en Mechteld hun afwezige zusters, sommigen van hen mank zijnde, die ons hebben verklaard dat wijlen Jan Aerts en Marijken zijnde hun ouders, zijn overleden en vele schulden hebben nagelaten, pachten en rentes, zodat niemand graag voogden wilde zijn en toezicht op de minderjarige kinderen wilden houden waardoor veel van het bezit van wijlen genoemde Jan Aerts en diens vrouw Marijke door de rentmeesters en crediteuren in beslag was genomen. Ze verzoeken daarom met hun oom Henrick Spierincks die hierbij aanwezig is, om 2 voogden toegewezen te krijgen, een van de vaderskant en een van de moederskant die hun bezit kunnen beheren. Wij als schepenen op grond van het gewoonterecht hierin en ook vanwege het keizerlijk octrooi als hertog van Brabant afgegeven, benoemen hierbij in aanwezigheid en met instemming van Daniel van der Ameijden onze schout, Michiel Lauwrens van de vaderskant als inwoner van Schijndel die daarvoor is gearresteerd en Peter Ruelens als inwoner van Den Dungen in de vrijdom van Den Bosch eveneens gearresteerd door onze schout bij afwezigheid van de vorster, en wij geven hen opdracht om het bezit van die minderjarige kinderen te gaan beheren en daarin alles te doen dat voogden dienen te doen, hetgeen ze hierbij ook onder ede hebben beloofd. Akte is voorzien van het schependomszegel. Datum 11 augustus 1562.