Archieven

675 Wij Henrick Willems van Beeck en Jan Michiels, schepenen verklaren op verzoek van Henrick Spierincks als man van Aleijt dochter wijlen Corstiaen Gerits van de Venne, als oom over de minderjarige 6 wezen en kinderen van wijlen Jan Aerts van den Gasthuijs door deze Jan verwekt bij wijlen diens vrouw Marijken dochter van genoemde Corstiaen, sinds de dood van hun ouders, dat hij die kinderen in de kost heeft gehad en nog heeft omdat de voogden van de kinderen hun handen van dat bezit hebben afgetrokken en die kinderen geen andere familie hebben dan genoemde Henrick en zijn vrouw. Daarom zijn wij met Daniel van der Ameijden als schout namens de heer van Gestel in aanwezigheid van de secretaris naar het huis gegaan van Mariken weduwe van Jan Peter Glavimans, waar Henrick Spierincks in onze aanwezigheid en van de schout en secretaris aan deze Marijke gevraagd heeft om het huis, tuin en erf binnen Gestel te Ruijmel gelegen, dat ze op 13 juni 1562 openbaar had gekocht volgens het dokument daarvan, of Marijke dat huis en bezit niet aan de genoemde minderjarigen wilde overdragen, waarbij Henrick aan deze Marijke al haar voorgeschoten geld daarvan zou restitueren of dat zij Marijken het huis een bepaalde tijd wilde gebruiken voor 3 jaar en zij daarvoor dan jaarlijks de chijnsen en de huur zou betalen en het huis dan goed onderhouden. Maar daarop had Marijke geantwoord dat niet te willen doen maar het huis te willen houden volgens haar koopcedul of dat genoemde Spierincks haar voor al haar moeite etc. haar 50 karolusguldens zou geven en als dat zou zijn gebeurd zou ze afstand van het bezit doen ten behoeve van de genoemde minderjarigen, of zij zou bereid zijn aan Henrick Spierinkcs 50 karolusguldens te geven ten behoeve van de minderjarige kinderen zodat ze het huis zou kunnen behouden waarvoor Marijke dan wel een dokument van Henrick wenst te hebben (een lening dus) zodat ze verder daarmee niet lastig gevallen zou worden.