Archieven

105 Voor mij notaris en getuigen verscheen Henrick Janssen van Hees voor hemzelf als mede voor zijn broer Marten van Hees, Peeter Legius als man van Catharina van Hees, verder meester Marten van Hees, ook voor hemzelf handelend en voor Franchois Strijbos als man van Maria van Hees, en nog namens Jan Peeters van der Meeren wiens moeder was Cunera van Hees, samen als partij ter ener zijde, verder Thomas Gijsbers met Adriaen Geraerts als man van Drircxken dochter van Gijsbert Peters, Gijsbert en Peter, broers en zoons van wijlen Gerit Janssen van den Berch, wier moeder was Maria dochter van Gijsbert Peters, mede handelend namens hun zwager Anthonis Janssen en hun zuster Elisabeth als partij ter andere zijde, verklaren met elkaar een minnelijke overeenkomst te hebben gemaakt over de schulden in het sterfhuis van wijlen Goijaert Martens van Hees en diens vrouw Agneesken dochter van Gijsbert Peeters. Partijen zullen samen 2 percelen verkopen, het ene gelegen te Boxtel in het Hillenbroeck door Goijaert Martens van Hees gekocht van zijn broer Jan Marttens van Hees, de andere beemd de Weehaegh, gelegen te Boxtel onder Onrode, door Goijart verkregen van zijn zwager Peeter van der Mer. De eerste comparanten zullen de koopsom daarvan ontvangen en daartoe zullen de comparante in de tweede groep bij het overdragen van de percelen aan de eerste groep de som van 100 gulden eens geven en daarvoor uit het bezit onder Munsel nabij het huis waar Goijaert van Hees is gestorven, jaarlijks mee moeten betalen in de pacht van een mud rogge aan de H. Geest van Boxtel. Dat bezit dat Goijaert van Hees heeft gekocht van Peter Hendricks zijnde diens zwager, is bestemd voor de tweede groep comparanten om per a.s, oogsttijd te aanvaarden volgens ploegrecht. Daarmee komen alle aanspraken te vervallen die de tweede groep comparanten meent te hebben vanwege het fidei commis van hun oom resp. oud-oom Peeter Jan Gijsberts.