Archieven

95 In de naam van de heer Amen. Vandaag 22 maart 1694 omstreeks 9 uur in de morgen verscheen voor mij notaris en getuigen Hendrick Janssen a Kempen meerderjarige jongeman wonend te Boxtel in herdgang de Roont, ziek in bed liggend maar wel bij zijn verstand en in het bezit van zijn geheugen. Hij beseft de broosheid van het menselijk bestaan, dat hij op enig moment deze wereld zal verlaten maar onbekend is met de tijd waarop en wil daarom eerst zijn testament opmaken zodat zijn erfgenamen ab intestato na zijn dood geen twist zullen hebben over deze nalatenschap. Hij vermaakt aan zijn broer Jan a Kempen zijn portie in de paardenkooi, de beesten, ploeg, aardkar en verder de bijen met de hoijkens (kooitjes, korfkens?) ten zijnen huize alsmede 25 gulden eens om die besteed te worden zoals de testateur hem zal zeggen of anders dat geld te geven aan Jan Michiels van de Sande, zijnde zijn zwager. Verder legateert hij aan zijn tegenwoordige dienstmeid Ariken Aelberts Groenendael ook de som van 25 gulden, verder vermaakt hij aan zijn broer Jan of diens kinderen bij eerder overlijden aan zijn zwager Jan Michiels van de Sande, al zijn koren, gras, hout, eikenbomen etc. in de schuur of op zijn land staande. Niemand mag zich tegen dit testament verzetten en verder verklaart de testateur dat alles wat hij van zijn zwager te vorderen zou hebben, daarvoor volledig te zijn betaald. Vrder verscheen nog Jan Janssen a Kempen en verklaart bij eerder overlijden dat alle bezit waarop hij Jan van zijn kant rechten zou hebben, aan zijn broer Henrick zal toekomen en dat hij van zijn kant eveneens in alles is betaald wat hij van zijn zwager te vorderen zou hebben. De testateur verklaart dat dit zijn laatste wil is en wil het als zodanig direkt na zijn dood zo hebben uitgevoerd ook al zou er daarbij niet aan alle voorschriften zijn voldaan. Aldus gepasseerd ten huize van de codicilliateur en dat van de comparant ten overstaan van Adriaen Adriaens Rademakers en Peter Driessen Priems als getuigen.