Archieven

641 Al degenen die deze brief zullen zien of horen lezen etc. Wij Peter Jan Schuermans en Goijaert Willems van de Merendonck, schepenen verklaren dat voor ons zijn verschenen Jan Roeffen oud ca. 60 jaar en Joost Claessen oud ca. 40 jaar, inwoners van Gestel die daarvoor zijn opgeroepen door Cornelis Jan Alaerts als vorster en hebben de eed afgelegd bij Daniel van der Ameijden als schout alhier en op verzoek van Gerard Joosten als voogd over de minderjarige kinderen van Joost Joosten verwekt bij hem en bij Dircxken dochter van Jacop van Greuninghen, nadat ze daarover zijn ondervraagd, het volgende verklaard. Zij deponenenten waren erbij aanwezig toen en er een cedul is opgemaakt tussen de voogden van een minderjarig kind van genoemde Joosten met Jan Jans van Vlierden, welke ceduul vandaag is voorgelezen met de volgende onhoud: Onder de volgende voorwaarden hebben de voogden van het minderjarige kind van Joosten Joosten een huis verpacht met tuin, hopveld en een schuur en koehuis met een brouwinstallatie met tonnen en vloten, trechter en bierstellingen aan Jan Jan van Vlierden voor een termijn van 4 en een half jaar, dat halve jaar gaat in met St. Marten tot Pinksteren en daarna nog 4 jaar ingaande 1556 en dat halve jaar anno 1555. Voor het halve jaar betaalt hij 11 gulden en voor de andere jaren 21 en een halve gulden en voor de tonnen die ze hem leverden zou hij 4 stuivers geven en voor de vloten 2 stuivers in het laatste jaar als de voogden die tonnen en vloten zouden willen houden maar de brouwinstallatie zal men leveren. En als de brouwinstallatie geruineerd is of verwaarloosd, dan zou de schade ervan door *goede mannen* worden vastgesteld. Als het gebeurt dat het dak wordt verwaarloosd dan zal hij daarvoor verantwoordelijk zijn en als de voogden dat niet dekken zal hij dat laten dekken en dat moet men hem dan vergoeden en dat mag hij in mindering brengen en de *wenden* moet hij laten zoals hij die heeft aanvaard. De huur zal hij elk half jaar betalen.