Willem Hendrix, Hendrix Claesen van Kilsdonck en Aert Jan Aerts van der Mee verklaren aan Jan Thomassen te cederen en over te geven 'eenen hoijbeemt', gelegen in den Visscher
* e.z.: het goed van Hendrick Claessen van Kilsdonck
* a.z.: Dirck Willems Lamberts tot Dinter
* e.e.: de Molen beemt
* a.e.: de gemeijnte
'Soo ende gelijck de selven beleent is van Arien Jan Aerts van Schijndel' met 75 gulden, 'losbaar, alsdan den voornoemde Jan Thomassen daer van bij 't lossen sal moeten desisteeren ende afstant doen', waarbij hij de 75 gulden zal ontvangen en behouden.
Ook schenken zij aan Jan Thomassen een bedrag van 50 gulden, en Jan verklaart dat bedrag ontvangen te hebben.
'Ende dat alles uijt consideratie uijt alle de goederen, soo erffelijcke als erffelijckhavelijcke, soo gronden van erve als andersints, bij Dirck Dircks zalliger naergelaten'.
Als Catalijn Jan Luijckassen, vrouw van Jan Thomassen, zonder nakomelingen zou overlijden, dan zal de beleende 'hoijbeemt'weer vererven op de eerste comparanten of hun kinderen en erfgenamen.
Getuigen: Adrij Smits en Jan van der Mee, schepenen, en H. Bijmans, substituut-secretaris
Bijschrift: Jan Tomassen verklaart op 11-04-1696 de 75 gulden van Ariaen Jan Aerts ontvangen te hebben, waarmee de belening is opgeheven en de beemt door Ariaen Jan Aerts weer is aanvaard. Getuigen: Jacob Martens van Tillaer den Geraert Vermeulen, schepenen, en J, Boor, secretaris