Archieven

281 Willem Roelofs en Johanna Cruijsen, e.l., die hebben gevest en opgedragen aan Hendrik Cruijsen en Maria Peeters, e.l. en hun erven een jaarlijkse rente van 40 Caroli guldens ad 20 stuivers Hollands het stuk, losbaar met een kapitale som van 1000 gelijke guldens, waarvan het 1e jaar rente van 40 guldens verschenen zal zijn op 29 April 1781 en zo van jaar tot jaar tot de volle aflossing van de som van 1000 Caroli guldens, vrij van alle lasten, 's Heren beden, 40, 50, meerdere of mindere penningen hoe dan ook genoemd. En dat uit het onderpand van zekere bouwhof genaamd de Klijnen Galbergh met alles wat daarbij behoort bestaande uit een huis, schuur, schop, bakhuis, moeshof en aangelegen bouwland, groot ca. 6 Holl. morgen en 4 hond onder Klein-Linden, ressort de Hoofdbank van Cuijk palende Oost: de gemene straat; West: het Steegstraatje; Zuid: den Galbergh en Noord: het Lang Campke. Idem: uit ca. 1 morgen bouwland onder Klein-Linden. Alle voorheen genoemde goederen samen jaarlijks belast met 4 malder rogge a/h Convent St. Agatha, verder alle vrije allodiale erven uitgezonderd van alle het contingent in de gemeente lasten en schattingen en met zodanige actieve en passieve servituten als tot deze goederen behoren. Het zal de rentbeurders, hun erven en rechtverkrijgenden vrij staan de genoemde rente uit de vermelde onderpanden te doen uitpeinden, gelijk de Heer van het Land zijn schattingen en thijns uitpeindt zonder enige oppositie en dat zij en ook de rentgelders, hun erven en rechtverkrijgenden de rente op de vervaldag in elk jaar mogen doen aflossen en kwijtkopen met de gelibelleerde som van 1000 Caroli guldens met een opzegtermijn van 3 maanden vóór de vervaldag. Het recht van de 40e penning is aan W.G.van Oijen voldaan.. In de marge: Hendrik Cruijsen verklaart, dat het kapitaal van 1000 vermeld in nevenstaande rentebrief met de daarop vervallen rente in zijn handen door Willem Roelofs is afgelost met het verzoek de rentebrief ten protocolle te royeren en casseren