Archieven

587 De schepenen in Vechel maken bekend dat voor hen verschenen zijn 'in eenen gebannen gedinghe daer meester Peter van Dinter, schouth van Erp ende Vechel, met ons te recht geseten was', Jan Gerit Meus, oud ongeveer 50 jaren, en Merten Meeus Janssen, oud ongeveer 32 jaren, allebei gedaagd door de vorster ter instantie en op verzoek van Jan Melis Jacopss van der Santvoert en Ariaen Jan Aert Philipssoen als voogden over Geertruyt minderjarige dochter van Jan Jan Aert Philips eertijds verwekt bij Jenneke dochtere wylen Jan Gerits van Haselberch, om een verklaring af te leggen. Zij verklaren 'dat die helft van een hostadt gestaen opt Sytart daer nu een schuer op staet met sekere erffenis noch onbedeilt liggende, daer nu op woont Gerit Arien Gerits Goessens, en gepacht heeft van Jan Jan Aert Philips ende Dircken die Screijnwercker, ende dese helft toebehoorende den voirscreven onmundige kynde, ende dat deselve helft beter is vercoft dan gebleven onvercoft, overmits de groote lasten als contributien, beden ende anderen onraet die daer dagelycx meer ende meer opcoemt, ende oyck dattet meer opbrengen sal in erffcoop dan in hueringe, ende nutter ende oerbaerlycer is vercoft, ende dat met de penningen daer aff comende tymmerde een huys opte hostat aent Havelt den voerscreven kynde toebehoorende, daer dat huys nu affgebrant is, ende dattet beter ende oirbaerlycer is dat men een hostat wel betimmert dan dat men ten twee plaetsen oft meer timmerden, ende voerts met de surplus oft resterende penningen betaelden de schult ende alsoe de andere kynts goeden bevrijden'.
Getuigen: Huybert Willem Janssen en Mathys Danels, scepenen