* de voogden van de minderjarigen zullen op Pinksteren 1674 52 gulden geven aan voorschreven Tys en Tonis Janssen
* als dat geld betaald is, dan zal 'den voorschreven Tys tegenwoordich in den huijse woonende, tselve moeten verlaten, terstonts met den weye ende den hoff ende 't lant t' oochst aen de bloote stoppelen daer nae,
* onder conditie nochtans als by soo verre Tys van den selve erve comt te trecken, sal oock sijn hellicht van den huijse hem competerende met Tonis voorschreven moeten ruijmen ende afbreecken,
* ende bij aldien de penningen niet worden gerestitueert ende getelt op den voorschreven tyde, sal den voorschreven Tijs blijven woonen soo lange als die penningen getelt sijn, sonder eenige huerpenningen te geven, ofte de instaende pachten bij te betalen, welcke sullen dan blyven tot laste van de voorschreven onmundigen,
* mits sal Tys gehouden syn te betalen de pachten tot voorschreven Lichtmis 1674 incluis.
* item wort ondersproocken dat ider sijn hout op syn gront staende sal mogen afhouwen ende verbrengen, gereserveert dat die onmundigen sullen vooruijt genieten die twe eycken die int water liggen'
Bijschrift: Mathijs Janssen en Tonis Janssen, erfgenamen van Jan Hens Cuypers verklaren op 11-05-1674 de 52 gulden ontvanghen te hebben van Arien Gossens en Wilm Peter Tonis als voogden over de minderjarige kinderen van Matheus Peter Tonis. Getuigen: Peter van Valderen en Gerit Pennincx, schepenen
Bijschrift: 'de voorschreven mombors van de onmundige kinder hebben genoten twee gulden van drij eycken bomkens tot profyt van de kinder'.