Archieven

116 Voor schepenen Leendert Gielens en Adriaen Wilbers verscheen de persoon van Jacob Janssen herbergier alhier, verder Huijbert Thijssen van Mensel schepen alhier en Jan Rademakers als vorster en hebben terzake van de weduwe van Daniel Wijnen onder ede een verklaring afgelegd. Jacob Janssen verklaart dat ca. 8 dagen na Dinther kermis, toen hij in zijn kamer in zijn huis stond te werken, Jan Leuwen is gekomen die met fors geweld met een voet de deur heeft opengestoten en toen was deze Jan in de herd gaan zitten, veel gevloek en geraas uitbrakend; Toen iemand anders naar hem deponent vroeg en omdat Jan Leuwen de deponent niet zag en zijn moedwil niet kon koelen, heeft die een klein kind dat in een stoeltje zat met een andere stoel omver gelopen zoals de deponent aan het schreien van het kind en het gestommel van de stoelen hoorde en nadien door andere mensen in huis aan hem deponent is verteld. Hij Jan Leuwen had toen om zijn moedwil te tonen het schouwkleed tot kleine riemen gesneden. Verder verklaart de deponent dat als anderen hem niet hadden tegengehouden, het hem deponent onmogelijk zou zijn geweest deze moedwil te verdragen. Verder verklaart hij dat Jan Leuwen en verder diens broer Adriaen Leuwen ongeveer 3 of 4 dagen erna bij hem deponent in huis zijn gekomen en hebben gedreigd hem te vermoorden, dood te schieten of te steken, indien hij aan deze Jan Leuwen niet de som van 30 gulden wilde geven omdat hij pretendeerde dat hij in het huis van de deponent gewond was geweest hetgeen de deponent ontkent (223L) en indien hij deponent niet chirurgijn Bernili die de wond had genezen zou betalen en omdat de deponent voor zijn leven vreesde hij toen 15 gulden betaalde en aan de chirurg volgens zijn herinnering 6 gulden, ondanks dat iedereen weet dat noch hij deponent of diens familie enig leed aan Jan Leuwen hadden aangedaan, integendeel hij deponent heeft deze Jan als hij in de herberg kwam hem bier gegeven zonder dat hij betaalde.