Augustin Thomassen, rentenier, en zijn vrouw Marie Catherine Joostewn, beiden wonende te Roermond, verklaren een bedrag van 300 franc in klinkende munt, tegen geldende koers en na afgifte van kwitantie, ontvangen te hebben van Mathieu Thomassen, priester te Roermond. Zij beloven hierover 4% aan jaarlijkse rente te betalen, zijnde 12 franc, elk jaar op 26 maart, te beginnen in 1805 en tot aan de volledige terugbetaling van de hoofdsom, de rente en de wettelijke kosten. Als garantie voor terugbetaling stellen de leners al hun huidige en toekomstige roerende en onroerende goederen, waar ook gelegen en speciaal een perceel bouwgrond, groot 78,75 are gelegen te Roermond op een plaats "Voogts Wintmolen" genoemd, grenzend aan grond van molenaar Van der Crabben en van Wolters. De akte is opgemaakt en verleden in het notariskantoor te Roermond op 9 maart 1805, in het bijzijn van de getuigen Jean Joseph Fabritius, rentenier, en Jean Antoine Janssens, timmerman, beiden wonende te Roermond.