100 1455 mei 17
"Gegeven int jore ons Heren dusent vierhondert vyfendevyftich seventheene dage inden mey"

Johan Clut, schout, en Wilhem in die Hage, Friderich van Reymerstock, Johan Bavier, Goedart van Warwelle, Gielys vander Sargien en Wilhem vanden Biessen, schepenen van de hof van Lenculen, oorkonden dat Vranck Prickinx en Jacop Thees Loere, mannen en mombers van de dochters van wijlen Merten Bobart en diens vrouw Oeda, aan broeder Voes van Hasselt, procurator, ten behoeve van de kruisheren de helft van een kleine onverdeelde hof overdragen, die gelegen is tegen het koor van het kruisherenklooster en beschreven in de getransfigeerde oorkonde van 1 april 1423, waarop de kruisheren nu een gebouw hebben opgetrokken om hun tot woningen te dienen, tegen een grondrente van 17 schellingen, welke broeder Vaes in naam van het convent belooft af te lossen